woensdag 26 september 2007

Een goede daad

Ik heb een goede daad gedaan.
Beter gezegd, ik heb een werk der barmhartigheid verricht. Ik heb mevrouw Vroom een jaar jonger gemaakt.
Ze was jarig. Terwijl ik aan de koffie en taart zat, vertelde mevrouw Vroom dat ze vierentachtig jaar geworden was. Daarna vertelde ze verder, over haar verhuizing naar het verzorgingshuis, wie haar daar allemaal bij geholpen hadden, en de korting die ze op haar tapijt bedongen had.
‘Ik zei tegen hem, en ik wil korting, en toen zei hij, die krijgt u mevrouw’, vertelde ze mij met gewichtige stem.
Verder bleek ze ook de buren van mijn ouders te kennen en nog wat mensen in Ten Post, ze vertelde over de dominee die maar niet langs kwam, over haar kinderen en zo kwamen we steeds verder terug in de tijd en in haar leven.
‘Ik ben geboren in 1924’, zei ze op een gegeven moment, waarna ze verder vertelde over haar jeugd.
1924, vierentachtig jaar, klopt niet, dacht ik. Als ik iemand op een inconsistentie kan betrappen zal ik dat niet nalaten, zelfs niet bij een dametje dat haar vierentachtigste verjaardag viert. Toen er even een pauze in haar woordenstroom kwam, zag ik mijn kans schoon.
‘Mevrouw Vroom’, u zegt net dat u in 1924 geboren bent, dan kunt u nooit vierentachtig jaar zijn geworden’, zei ik.
Ze keek mij verbaasd aan.
‘Is dat zo?’
Ze pakte er pen en papier bij en begon te rekenen. 1924, 2007, ze probeerde er nog een jaar bij te smokkelen maar daar trapte ik niet in. Zelden was ik zo zeker van mijn zaak geweest ‘Verdraaid, ja, je hebt gelijk, ik ben drieëntachtig,’ zei ze.’
Ik was een beetje trots op mezelf. Het volbrengen van goede werken is niet mijn sterkste kant, maar iemand een heel jaar jonger maken maakt veel goed.

maandag 3 september 2007

Broccoli 69 cent

“Iemand moest Joseph K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads gedaan had werd hij op een ochtend gearresteerd”
Franz Kafka, Het proces


Eén voor één gingen mijn boodschappen door de handen van Özlem en kwamen aan de andere kant van de kassa weer te voorschijn.
Tot Özlem opeens haar kassatelefoon pakte. Door de winkel schalde ‘Jannie kassa twee alsjeblieft.’ De stroom boodschappen stokte.
Ik keek over mijn schouder wat er aan de hand was, maar Özlem wierp mij zwijgend een strakke blik toe. Wat zou er aan de hand zijn? vroeg ik mij af. Waarom heeft ze Jannie gebeld en komen nu mijn boodschappen niet meer door? Özlem leek niet van plan mij in het probleem te betrekken. Ze keek nog steeds strak voor zich uit terwijl ze wachtte op Jannie. Waarom vertelde niemand mij iets? Het ging per slot om mijn boodschappen.
Om mij heen daalde een diepe stilte neer. Mensen keken besmuikt naar mij en vermeden oogcontact, terwijl ze zo zacht mogelijk doorgingen met het inpakken van hun boodschappen. Caissières fluisterden bedragen tegen klanten, een moeder pakte haar zoontje bij de hand en trok hem snel mee richting de uitgang. Ik verwachtte nu elk moment te worden gearresteerd door gemaskerde mannen in zwarte uniformen, met honden en knuppels of pistolen.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik voorzichtig, bijna bang te worden gehoord.
‘U heeft de broccoli niet afgewogen’, zei Özlem.
Als ze mij had moeten vertellen dat er in mijn bagage twee kilo cocaïne of een bom of verrijkt uranium was gevonden, of dat er in mijn bloed sporen van EPO waren aangetroffen, had ze mij met exact dezelfde blik aangekeken en het op dezelfde toon gezegd. En was voor mij de schok ook niet groter geweest, murw gebeukt als ik inmiddels was.
U heeft de broccoli niet afgewogen.
Ik had de broccoli niet afgewogen.
Nee, natuurlijk had ik de broccoli niet afgewogen, er hing op de groenteafdeling een bord waarop stond dat de broccoli in de aanbieding was. 69 cent.
‘Ze kosten 69 cent,’ zei ik met een vrijpostigheid die mijzelf verbaasde. Ik heb een heilig ontzag voor autoriteit, ook als het gaat om een caissière van zestien.
‘Dat stond op het bord erboven.’
‘De broccoli moet afgewogen worden’, zei Özlem.
De hele tijd had ze doodstil met een strak gezicht voor zich uit zitten kijken. Jannie kon nu elk moment terugkomen met de afgewogen broccoli, en, wist ik inmiddels zeker, een executiepeloton.
Daar was ze. Ze smeet de broccoli bijna voor Özlem neer. Die bliepte de broccoli.
‘13 euro 95 alstublieeeeft’, zei ze tegen mij. ‘Ook zegóóls?’
Ik fluisterde ‘ja‘, betaalde en keek op de kassabon wat de broccoli nu had gekost. Broccoli, 0.55 stond er.
En toen begreep ik alles. De broccoli kostte geen 69 cent maar 69 cent per kilo. Of per pond, of per weet ik wat. Zo’n broccoli kan toch geen 800 gram wegen?
Maar ik durfde geen vragen meer te stellen en was dolblij dat ik nog leefde.
De broccoli heb ik heel klein gesneden en veel te gaar gekookt.