zaterdag 15 augustus 2009

Droge worst

Bij de marktslager lagen droge worsten. 1,85 per stuk, 3 voor 5 euro. 'Doe maar drie,' zei ik.
'Ze zijn erg droog,' zei de marktslager, een jongedame van een jaar of 30 schat ik die in de kraam ruim een meter boven mij uit torende. Of ik het zeker wist.
Het leek mij een goede eigenschap van droge worsten dat ze droog zijn. Ze liet mij voelen. Ik heb geen idee hoe een goede droge worst aanvoelt. Ik heb wel eens een worst zo lang laten liggen dat ik bijna een cirkelzaag nodig had om hem in stukken te krijgen, maar die smaakte op zich nog prima. Hooguit moest ik er wat langer op sabbelen voordat ik hem goed fijn kreeg, en dan wegspoelen met een flinke slok bier.
Ik voelde voor de vorm en zei 'doe toch maar'. Hij voelde eerder wat week dan rijp voor de zaag.
Ze pakte een worst en zei 'dan krijg je hem voor 1,50.'
Ik zei dat ik er drie wilde en toen kreeg ik vier voor 5 euro. Ze was er echt van overtuigd dat haar worsten te droog waren.
Nu zit ik de worst te proeven. De droge worst die te droog is. Verder smaakt hij prima. Als er al iets aan mankeert is het dat hij nauwelijks droog is. Ik kan mijn worsten nog heel lang laten liggen.
Misschien vond ze mij gewoon aardig.

dinsdag 1 april 2008

Keukenprinsesje

Elizabeth wil niet meer met mij koken.
Dat zij ze laatst.
Ik doe alles heel anders dan zij, ik doe alles veel langzamer dan zij en het bleek niet mogelijk om daartussen een compromis te vinden.
Spekjes bakken bijvoorbeeld. Als we stamppot eten zet ik meestal meteen na de aardappels de spekjes op het vuur. Toen ik dat laatst ook wilde doen kreeg ik te horen ‘hé, dat moet nog helemaal niet.’ Spekjes schijn je in een razend tempo te moeten bakken tot ze bijna zwart zijn.
Ik zei nog dat mijn spekjes anders zijn maar dat maakte geen indruk. Het waren namelijk dobbelsteentjes vet spek, met minder vlees en meer vet voor minder geld. Maar het moest op haar manier en omdat ik nog meer bezoek had zitten besloot ik me er niet meer mee te bemoeien.
Toen Elizabeth een kwartier later de spekjes op haar manier bakte, zag in een mum van tijd de hele keuken blauw en ging het brandalarm af.
Nadat de rook was opgetrokken hadden we een prima maaltijd, al klaagden de dames wel wat over de spekjes die dreven in het vet.
En toen zei ze: “Ik wil niet meer met je koken.”
Ik voelde me niet afgewezen, niet teleurgesteld en voelde geen wrok of rancune. Ik wist al dat het niet ging. Haar levenstempo ligt hoger, als ze kookt is het alsof er een orkaan door de keuken trekt en we hebben totaal verschillende opvattingen over chaos en orde tijdens het koken.
Dat was tussen mijn ouders ook al het geval. Als mijn moeder kookt staat het hele aanrecht vol met een onoverzichtelijke verzameling spullen die elk op de één of andere manier met dat koken te maken hebben, maar als mijn vader dan ging opruimen raakte zij helemaal de kluts kwijt.
Bij Elizabeth en mij was het overigens andersom. Of misschien hebben we juist wel dezelfde houding ten opzichte van orde, waardoor wel elk onze eigen chaos creëren en alleen voor ons zelf de zaken op een rijtje weten te houden. Samenwerken is dan per definitie onmogelijk.
Maar er is meer. Koken heeft voor veel mannen nog steeds iets van een crisissituatie. Niet dat het elke keer paniek is als er gekookt moet worden, maar de keuken is geen vertrouwd terrein maar meer een vijandig gebied dat keer op keer veroverd moet worden.
Vrouwen schijnen hier geen last van te hebben en zich meteen thuis te voelen in welke willekeurige keuken dan ook. Als je dan als man in je eigen keuken met een vrouw moet koken levert dat dubbele stress op. Ten eerste moet je zoals altijd het keukenterrein weer in bezit nemen. Tegelijk moet je ook nog de leiding over de operatie in handen zien te houden en de dame vertellen wat er moet gebeuren en hoe je dat in gedachten had. Meestal krijg je de kans niet om dat te zeggen want dat had ze al lang gezien en ze was alvast maar ergens begonnen. Als man sta je dan meteen op achterstand.
Dat levert een derde vorm van stress op. Hoe bewaar je de vrede zonder je gepiepeld te voelen? Het is jouw keuken, jouw maaltijd die je bereiden wilde en waarmee je misschien wel enige indruk hoopte te maken, en vervolgens heb je binnen de kortste keren niks meer in te brengen.
Meestal volg ik echter de adviezen wel op. Vanmiddag heb ik het gehakt een stuk sneller gebraden dan voorheen, en vorige week de spekjes ook. Maar dat doe ik dan in een later stadium. Als grote broer moet je niet over je heen laten lopen, want dan nemen ze je helemaal niet meer serieus.

woensdag 9 januari 2008

Terug

naar startpagina http://jwtamminga.blogspot.com

Mooiste van Nederland

Ze bestaat.
Het mooiste meisje van Nederland.
Ik heb haar gezien, ik heb eindelijk oog in oog met haar gestaan.
We waren in Den Haag voor een middagje Mauritshuis, Corine en ik. Daar probeerden we al een paar maand een datum voor te vinden. Dat was niet gemakkelijk want Corine had een paar week vakantie en ze had het daardoor nogal druk.
In het Mauritshuis was de tentoonstelling ‘Hollanders in beeld. Portretten uit de Gouden Eeuw’, tot 13 januari, dus we moesten opschieten. Maar natuurlijk ging het ook om de paar topstukken van Johannes Vermeer uit de vaste collectie. Gezicht op Delft, en het pronkstuk, Het meisje met de parel, in 2006 verkozen tot mooiste schilderij van Nederland.
We deden eerst de bovenste verdieping met de portretten. Daar hingen onder andere schilderijen van Rembrandt als Dubbelportret van Jan Rijcksen en Griet Jans, De anatomieles en Portret van Jan Six. Dit laatste werk was bij hoge uitzondering uitgeleend aan het museum, aangezien de familie Six, eigenaar van het schilderij en nazaten van de geportretteerde Jan Six, aan het verbouwen was en de schilderijen even aan de kant moesten. Maar ook waren er portretten van Frans Hals, Thomas de Keyser en anderen.
Toen we de tentoonstelling gezien hadden werd het tijd voor de gewone collectie een verdieping lager en, jawohl, voor haar. We kwamen langs wat bloemschilderingen, langs de stier van Potter, langs het schilderij met ijspret van Hendrik Avercamp, en toen, toch nog onverwacht, zagen we haar hangen in de volgende zaal. De hemel ging open en er daalde een duif neer en een stem zei “dit is het Meisje van Vermeer, in wie ik mijn welbehagen heb.”
Altijd weer ben ik verbaasd als iets dat vreselijk bekend is van talloze plaatjes, foto’s, verhalen en boeken, films en cd’s echt blijkt te bestaan, en nog veel echter is dan je ooit had kunnen denken. De aardappeleters, het Willibrordusorgel in de Haarlemse Sint Bavo, de Brandenburger Tor, de koningin. Dat je het aan kunt raken, ook al mag dat vaak niet.
Ze was kleiner dan ik had verwacht, diep verzonken in een hele grote donkere lijst, maar toch zoog ze alle aandacht naar zich toe. Onontkoombaar hing ze daar.
Bestaan is echter een problematisch begrip vandaag de dag. Het is een tronie, zegt de gids, een karakterstudie van een jong meisje. Geen portret maar een denkbeeldige figuur. Geen werkelijkheid maar een ideaal, ontstaan in de geest van Vermeer. Ze is maar ze was niet.
Maar half Nederland is gek op haar, en ook Amerikanen en Britten, Fransen en Duitsers, Chinezen en Japanners, Filistijnen, Tyriërs en Moren vallen in stille aanbidding voor haar neer.
Ik heb haar heerlijkheid aanschouwd, in genade en waarheid.
Ze bestaat. Echt.
Nu ik nog.
En God.

dinsdag 11 december 2007

Bij de uitreiking van het Hendrik de Vries Stipendium

Dames en Heren, In het uur voorafgaand aan deze bijeenkomst heb ik verscheidene malen Bachs Fantasie en Fuga in C beluisterd, een werk voor het liefst een groot orgel. Dit om mijn zenuwen te bedwingen.
De fuga’s van Bach worden meestal voorafgegaan door een Prelude, hier dus fantasie genoemd, waar je wel iets van lijn of ontwikkeling kunt vermoeden. Een fuga echter begint niet en eindigt niet, het heeft geen kop en geen staart. Het is er. Telkens opnieuw komt het zelfde themaatje voorbij. De fuga staat stil, maar is desondanks onophoudelijk in beweging, als de branding die nergens naar toe gaat maar die zonder een moment rust op het strand beukt. De fuga is eeuwig dansen op dezelfde plaats.
Nergens vandaan komen en nergens naar toe hoeven, het klinkt mij als muziek in de oren. Maar op deze wijze komt er natuurlijk nergens iets van terecht, zolang je geen Johan Sebastian Bach heet.
Daarom dank ik de Gemeente Groningen dat zij mij dit stipendium toekent en mij op deze wijze dwingt iedere dag mijn nest uit te komen en mijn pen aan het werk te zetten. Desnoods kan ik nu iemand betalen om mij iedere uit bed te slepen, zoals de afgelopen twee jaar ook gebeurde bij Adri van der Heiden, Nederlands grootste schrijver van dit moment, wiens uitgever iedere ochtend iemand langs stuurde.
Mijn dank is dus enorm, en ik hoop binnen afzienbare tijd mijn fugatische dans te hebben voorzien van een plot, een kop en een staart, een mooi kaftje, een foto van mijzelf en, als ik u dan weer zie, mijn handtekening. Ik dank u wel.

Helaas heb ik deze tekst niet hoeven gebruiken

woensdag 28 november 2007

Avondje thuis

Vanavond had ik zin om iemand te vermoorden.
Zomaar. Niet een bepaald iemand, maar in het algemeen. Iemand vermoorden.
Normaal schaak ik op dinsdag, maar daar had ik vandaag eens geen zin in. Ik heb die twee ook nog nooit tegelijk gehad, zin om iemand te vermoorden en zin in schaken. Dit ter geruststelling van schakers die dit lezen.
Ik bleef dus thuis, wilde dingen doen vanavond, zoals lezen en schrijven. Maar ik keek een film die ik had gehuurd (Wilde Aardbeien van Ingmar Bergmann), daarna het laatste deel van De zwarte meteoor, een film over een zwarte voetballer bij Heracles Almelo in de jaren ’60, het sportjournaal en De laatste show. Er was groot nieuws over de meest sexy vrouw van Nederland, Yolanthe dinges van dinges, zo’n naam die je niet kunt onthouden maar die je ook niet meer vergeet, tevens scharrel van Jan uit Volendam met weer een hele korte achternaam. Het grote nieuws was dat ze van BNN naar de Tros gaat.
Toen ik al dat nieuws zat was en doorzapte belandde ik in een spagaat tussen een reportage over een paar porno-acteurs uit de jaren ’70 en Pauw & Witteman. Al met al niet iets om moorddadige gedachten van te krijgen.
Het probleem was dat ik niet wist waarom ik wilde wat ik wilde, en dan begin ik er liever niet aan. Het is natuurlijk niet niks, iemand vermoorden, je haalt je er nogal wat toestanden mee op de hals. Bovendien mag het niet. Daarom moet er wel een heel goede reden zijn voor je daartoe overgaat.
Ik heb het dus niet gedaan en ik vind het nu te koud om nog het huis uit te gaan. Het gaat er niet meer van komen vanavond. Voor morgen verwacht ik dat mijn moordzucht wel weer over is, en anders blijf ik nog een dag binnen. Voor de zekerheid.

woensdag 26 september 2007

Een goede daad

Ik heb een goede daad gedaan.
Beter gezegd, ik heb een werk der barmhartigheid verricht. Ik heb mevrouw Vroom een jaar jonger gemaakt.
Ze was jarig. Terwijl ik aan de koffie en taart zat, vertelde mevrouw Vroom dat ze vierentachtig jaar geworden was. Daarna vertelde ze verder, over haar verhuizing naar het verzorgingshuis, wie haar daar allemaal bij geholpen hadden, en de korting die ze op haar tapijt bedongen had.
‘Ik zei tegen hem, en ik wil korting, en toen zei hij, die krijgt u mevrouw’, vertelde ze mij met gewichtige stem.
Verder bleek ze ook de buren van mijn ouders te kennen en nog wat mensen in Ten Post, ze vertelde over de dominee die maar niet langs kwam, over haar kinderen en zo kwamen we steeds verder terug in de tijd en in haar leven.
‘Ik ben geboren in 1924’, zei ze op een gegeven moment, waarna ze verder vertelde over haar jeugd.
1924, vierentachtig jaar, klopt niet, dacht ik. Als ik iemand op een inconsistentie kan betrappen zal ik dat niet nalaten, zelfs niet bij een dametje dat haar vierentachtigste verjaardag viert. Toen er even een pauze in haar woordenstroom kwam, zag ik mijn kans schoon.
‘Mevrouw Vroom’, u zegt net dat u in 1924 geboren bent, dan kunt u nooit vierentachtig jaar zijn geworden’, zei ik.
Ze keek mij verbaasd aan.
‘Is dat zo?’
Ze pakte er pen en papier bij en begon te rekenen. 1924, 2007, ze probeerde er nog een jaar bij te smokkelen maar daar trapte ik niet in. Zelden was ik zo zeker van mijn zaak geweest ‘Verdraaid, ja, je hebt gelijk, ik ben drieëntachtig,’ zei ze.’
Ik was een beetje trots op mezelf. Het volbrengen van goede werken is niet mijn sterkste kant, maar iemand een heel jaar jonger maken maakt veel goed.